Hoe is onze dagindeling, ‘mas o menos’

15 maart 2017 - Ayacucho, Peru

Hoe ziet de dag van een Ayacucho-ambassadeur er gemiddeld uit?
Doorgaans vertrekken we vroeg met de bus naar een project in de bergen, dus dat betekent vertrek om ongeveer acht uur ’s ochtends. De bus van Roko staat altijd keurig op tijd voor het hotel klaar. Wij moeten dat ook zijn, want de strenge politieagente die op het plein in bruin uniform en een geel lichtreflecterend hesje patrouilleert, is onverbiddelijk: maximaal twee minuten parkeren! Wij staan dus -afhankelijk van ieders ochtendritueel- rond zeven uur op en ontbijten op het balkon van het ViaVia-restaurant, uitkijkend op het mooie Plaza de Armas, een vierkant plein met een standbeeld van Sucre te paard (de man die de Spanjaarden uit Peru heeft geknikkerd) en waar de schoenenpoetsers hun strategische handelsposities al vroeg innemen. Als we die dag elders overnachten gaan we bepakt en bezakt de bus in; slaapzak, slaapmatje en warme kleding etc. mee. De meesten van ons hebben het matje niet hoeven gebruiken, omdat een flink bed met dekens voor ons klaar stond, maar enkelen van ons hebben het wel gebruikt, omdat zij met het hele gezin in één ruimte overnachtten en er niet voldoende bedden waren. Koud is het tot nu toe eigenlijk niet geweest. De Ayacucho slaapzak voldoet prima, zelfs voor Pancho… ☺

De rit de bergen in duurt doorgaans ruim twee uur, mijn Strava-app geeft een gemiddelde snelheid van 30km/u aan. Het is na een aantal km asfalt afgelopen met de comfortabele rit, wanneer de weg verandert in een onverharde weg met kuilen en moddelpoelen. Of eigenlijk: tussen de ontelbare ‘potholes’ bevindt zich soms nog een stukje berijdbaar oppervlak. Roko rijdt echter met feilloze precisie overal tussendoor; af en toe moeten we allemaal even moeten uitstappen om een modderstuk te kunnen passeren. De regentijd, die hier nog tot begin april duurt, laat zijn visitekaartje zichtbaar achter. Eén keer belandt voor ons een grote bus scheef in de modder, met de achterwielen spinnend in de blubber. De chauffeur en een compañero gaan aan de slag met een schep en een houweel om de grond te egaliseren en er stenen op te leggen. Carlos, Roko en een aantal van ons helpen de luid schreeuwende Peruanen. De inzittenden in de bus doen geen moeite om te helpen; een jonge vent hangt uit het raampje om op- en aanmerkingen te geven. Tsja, niet alle Peruanen zijn even behulpzaam. Maar dit voorval is zeker een uitzondering!

In de ochtend bezoeken we een project, zoals in voorgaande berichten al te lezen was. Afgelopen dagen hebben we nog de quinoa-fabriek bezichtigd in een buitenwijk van Huamanga en hebben we de kleine kaasboerderij in Allpachaka bezocht. Als je binnenkort een keer quinoa eet (heel rijk aan antioxydanten!), bedenk dan dat het proces om dit voedzame produkt te maken behoorlijk intensief is, met een flink aantal processtappen van zuiveren, drogen, zeven, selecteren en nog eens drogen en controleren. De boeren krijgen een goede prijs, maar zij moeten er wel voor zorgen dat het aangeleverde materiaal niet vermengd is met verschillende soorten quinoa; want dat zijn er nogal wat: rode, witte, gele en nog zowat kleuren. Net als de maïs hier overigens. Wij kennen eigenlijk alleen de gele soort uit de supermarkt, maar hier bestaat een grote variëteit aan soorten en kleuren. De gespikkelde versie eten we regelmatig als knabbel voor het eten: gepofd en gezouten als popcorn.

De lunch krijgen we doorgaans op de locatie die we ’s ochtends bezoeken: een stevige warme maaltijd met in de schil gekookte rode, zwarte of normale aardappelen e/o gebakken aardappelen, samen geserveerd met rijst of een quinoa-mengsel met kruiden. Groene krulsla, met avocado en komkommer, ruim overgoten met limoensap. De koude drank die we doorgaans ná de maaltijd krijgen blijft (voor mij) nogal onbestemd; soms een soort thee (volgens Carlos goed tegen hoogteziekte en maagproblemen) of een drankje van de mollé-boom (waarvan de bladeren weer goed zijn tegen misselijkheid: de bladeren flink in je handen wrijven en de lucht opsnuiven – en ja, het ruikt heel fris en komt een aantal van ons absoluut van goed pas na een flinke slingertocht door de bergen).
Het is ongelooflijk wat de Peruanen naar binnen kunnen werken. Een eerste vol bord (met topje) wordt meestal gevolgd door een tweede. Bij de families in de bergen wordt duidelijk dat het eten van groente niet gebruikelijk is. Rosalvina, die de kinderen van het boerengezin vers gesneden tomaat probeert te laten eten, moet leidzaam toezien hoe zoon Mauri de stukjes even in zijn mond neemt, maar vervolgens met een vies gezicht er weer uit peutert en zo onopvallend mogelijk op de grond laat ‘vallen’, voor de scharrelende hond of de kat…

Na de lunch gaan we weer op weg naar een volgend programma onderdeel of activiteit. Na de quinoa-fabriek rijden we de bergen in om zelf op het land te werken! Die dag lunchen we met vooraf gesmeerde broodjes, een flesje water en (een klein beetje!) molle-bier in de campo, met een prachtig uitzicht op een vallei en de bergen er omheen. Maar daarna gaan we aan de slag op een enorm veld met quinoaplanten, onder supervisie van Solid verbouwd. Er is een groepje Peruanen bezig met onkruid wieden en de aarde omwoelen: de losgemaakt grond wordt om de planten gelegd, zodat geulen tussen de plantenrijen ontstaan. Een oude baas op blote voeten komt wiedend en kletsend mijn kant op. Hij vindt het prachtig dat wij de handen uit de mouwen komen steken, maar zijn lachende blik en woordenbrij veraden dat hij er niet veel vertrouwen in heeft. En inderdaad, met de meegebrachte hakken (breed ijzeren blad aan een stok), ‘doen’ wij een aantal ‘surco’s’ (voren), maar dan begint de rug al op te spelen. De warmte doet ons bovendien behoorlijk zweten.
Ilse gaat er lekker voor zitten en trekt met de hand het onkruid uit de grond. Zij houdt het dan ook het langste van ons uit en zou er nog zitten als we haar niet meegetrokken hadden. En dan te bedenken dat de arbeiders dit de hele dag doen in de brandende hitte, weliswaar kauwend op ruim voorradige cocabladeren. Onze snoepjes worden overigens ook in dank aanvaard.

Na dit voorbeeld van het middagprogramma rijden we meestal terug naar het centrum van de stad, moe, maar weer veel mooie nieuwe indrukken rijker. Geweldig dat we in het ViaVia-hotel ieder een eigen kamer hebben, want het is beslist prettig om even een moment van ‘rust’ te hebben (als je foto’s bewerken -Marijke-, blog schrijven -wie nog inspiratie heeft- of met alle vrienden en familie appen of bellen ‘rusten’ noemt).

Rond acht uur ’s avond gaan we met elkaar eten, ofwel in het ViaVia-restaurant, danwel in een eetgelegenheid op loopafstand van Plaza de Armas. De restaurants zijn prima, de bediening is soms een verhaal apart. Uiterst vriendelijk en gastvrij, maar niet altijd even efficiënt. De wijn (indien voorradig; witte wijn wordt vaak niet verkocht, rode gelukkig wel!) komt een enkele keer pas nadát we allen ons bord al op hebben, dus na deze ervaring besluiten we eerst de drank te bestellen en pas daarná het eten. De gerechten zijn overigens heerlijk. Vandaag kennis gemaakt met ‘Puca Picante’, een typisch gerecht van Huamanga, bestaande uit gepureerde pinda’s met Aji. Aji is een rode pepersoort die eruit ziet als onze rode paprika, maar dan pittig. De combinatie van de pinda en aji maakt dat het op satèhsaus lijkt, maar dan felrood! Een grappige smaakervaring, als je bij het bestellen geen idee hebt wat het is. ‘Qapchi’ is een mengsel van verse gerulde kaas, gemengd met ui, koriander en -alweer- aji. Heerlijk met wat limoensap! Verder natuurlijk de heerlijkste vleesgerechten, maar vegetarische gerechten zijn ook overal verkrijgbaar. Cuy, ofwel gebraden cavia, wordt hier ook veel gegeten, wat Petra, als onze grote dierenliefhebster, absoluut niet over haar hart zou kunnen krijgen.
Na het eten nog een koffie of thee, maar tegen tienen is iedereen ‘op’. Tijd voor ‘suenos’, we dromen weg op Peruaanse muziek en dansende Alpaca’s, want als éen Alpaca over de ‘zanja’ iszzzzzzz…..

Pancho Cansado, 15 maart, Huamanga.

Foto’s